Na vijf jaar loopt hij toevallig door haar straat. Terwijl ze rustig de tuin water staat te geven, pikt ze een glimp op van hem door de struiken aan de rand van haar perceel. Ze voelt de woede weer, de vernedering van die zak hooi.

Wanneer hij in zijn dandy outfit voorbij komt aan haar voortuin, draait ze zich expres naar hem toe. De straal van de tuinslang recht in gezicht van de nieuwe vlam aan zijn zijde.

‘Hé, jij hier?’, lacht ze. Wat opgelucht dat hij niet de getroffene is, zegt hij, ‘Joh, wat leuk je weer te zien. Weer eens afspreken?’

Terwijl de inmiddels gebluste vlam haar make-up fatsoeneert en hij geen aandacht voor haar heeft, weet ze, ‘Eens een zak hooi, altijd een zak hooi.’ En blust hem ook nog even na met de tuinslang.