Hij kon alles horen, maar durfde zijn ogen niet te openen. Liggende in de kast onder de trap hoort hij de soldaten schreeuwen. Zijn moeder heeft de grootste moeite om ze buiten te houden. Plots hoort hij haar gillen.

‘Als papa eens hier zou zijn,’ fluistert de kleine Aleksandr in zichzelf. Hij balt zijn kleine knuistjes. Mama heeft hem duidelijk verteld dat hij, hoe dan ook, onder de trap moest blijven. Papa doet goed werk voor Oekraïne, was hem verteld. Wat papa precies deed, wist de kleine man niet. Maar het zou niet lang meer duren of papa zou thuiskomen.

Hij had tegen zijn moeder gezegd dat als hij later groot zou zijn, hij ook dat goede werk van papa wilde doen. Voor Oekraïne, net als papa. Maar Aleksandr hoopte wel dat dan de oorlog voorbij zou zijn.

Plots gaat de deur van de kast met een ferme zwaai open. Mama staat in de deuropening. ‘Alles is weer rustig, Aleksandr,’ zegt ze en probeert het trillen van haar stem te verbergen. Haar haren zien er verwilderd uit, haar kleren lijken in de plooi getrokken. Door de zwarte vegen op haar wangen ziet de kleine man sporen van tranen lopen, maar mama tovert een lach op haar gezicht.

Aleksandr zijn knuistjes ontspannen, ‘Als papa eens hier zou zijn,’ denkt hij.